Totaal aantal pageviews

donderdag 31 oktober 2019

Bert en Truus Jansen. Herfst #5

'Je raadt nooit door wie ik vanochtend werd gebeld', riep Truus enthousiast toen Bert de achterdeur binnenkwam. Hij had gevist.
'Trump? Poetin? Je moeder? Of leeft er op dit moment een nóg grotere dictator op aarde?'
'Even serieus graag Bert. Wie denk je?'
'Lieve schat, geen idee. Je zei het trouwens zelf al: "je raadt het nooit".' Bert trok nu zijn schoenen uit.
'Ans!! ik ben door Ans gebeld!!'
'Mooi, heb je koffie? En iets van koek? Ik verrek van de honger.'
'Ans!! Van de camping!!!! Uit Frankrijk!!!' Truus keek hem triomfantelijk aan.
'Je bedoelt toch niet die opgeschilderde buikspreekpop?'
'Ja, die! Ans van de Tabbert.'
'Mooi, maar hoe staat het er nou mee? Heb je nog een bakkie pleur voor deze verkleumde vent?'
'Ze komen zondag op de koffie!!'
'Wacht even Truus. Zondag? Zondag kan ik niet want dan heb ik een viswedstrijd.'
'Dan ga je toch niet vissen?'
'Hallo, ik sta ingeschreven en heb al betaald. Tien euro.' 
'Kom op Bert, ze zijn in de buurt en vinden het leuk om wat foto's uit te wisselen. En het zijn leuke lui.'
'O, geweldige lui. Zij hing de hele dag bij hem op schoot. En een fatsoenlijk gesprek kon je met hem niet voeren. Hij had het alleen maar over dat klote voetbal.'
'Nou ja, jij alleen maar over vissen.'
'En dan nog een argument Truus: ik vond haar echt een vreselijk aanstellerig ding met dat kunstmatig opgeleukte houten bekkie. Ze lijkt echt op die Engelse buikspreek-peenvogel die je wel eens op TV ziet.'
'Hou toch op Bert. Je hebt zelfs met haar gedanst.'
'Jaja, zij sleepte me de dansvloer op hoor.'
'Pffft, slepen. Je danste nog innig ook. Over aanstellerig gedrag gesproken. Zo lust ik er ook nog wel een paar.'
'Ik was helemaal niet innig aan het dansen! Ik was op zoek.'
'Op zoek? Bij haar? Leg dat eens uit?'
'Kijk Truusje, buikspreekpoppen hebben een gat in hun rug waardoor je met je hand hun mond open en dicht kunt klappen. Die van haar stond al ruim een uur open.'

Bart 

vrijdag 18 oktober 2019

Stofzuigen

Vanochtend werd ik door mijn echtgenote uitgenodigd om de stofzuiger uit zijn garage te halen om hem datgene te laten doen waarvoor hij is ontworpen: het zuigen van stof. Ze vergat erbij te zeggen dat de vaste machinist iets anders om handen had. Nadat ik hem dan ook tevoorschijn had gehaald, en op de gebruikelijke startplek had neergezet, gebeurde er niets.

'Is hij stuk?', vroeg ze vanaf de bovenverdieping.
'Stuk? Wie?' Ik begreep het niet.
'De stofzuiger. Ik hoor namenlijk niks.' Tja, als niemand hem bedient.

Ik begreep in één keer dat ik ermee aan de gang moest. En ik zal het maar meteen eerlijk bekennen: ik heb een ongelooflijke pesthekel aan het ding. Niet zozeer aan het werk, maar aan het apparaat. Ik begrijp dan ook niet dat de ontwikkeling niet veel verder is gekomen dan het overbodig maken van de stofzak. En dat vind ik dan weer heel onhandig. We konden verdorie bijna een eeuw geleden al mensen naar de maan sturen, maar een stofzuiger overbodig maken wil nog steeds niet lukken.

Ik slaakte een diepe zucht, rukte het snoer eruit, stak hem in het stopcontact en schoof de slang aan de stang. Vervolgens vierde ik mijn frustratie bot op de aanknop door hem een ongelooflijke trap te verkopen. Binnen de twee seconden werd het huis gevuld met gejank wat in mijn beleving nog erger is dan het gekrijs van een baby. Voordeel is dan wel weer dat je de stofzuiger uit kunt zetten.

De eerste vierkante meter rondom het ding lukte prima. Maar dan moet je er mee op pad. En dat betekent trekken aan de slang. Vroeger zat er een sleetje onder die gemakkelijk over de vloer gleed. Tegenwoordig zijn ze uitgerust met wielen. "Dat komt de wendbaarheid ten goede". Zo klonk de verkooptruc die de verkoper van Scheren & Foppen hanteerde toen we twintig jaar geleden aan een nieuwe toewaren. Zeer misleidend. De voornoemde firma is inmiddels ter ziele. Ik heb daar wel een mening over.

Toen ik twee meter van de startplek was verwijderd, kreeg plotseling het snoer heimwee en schoot snel terug in de moederschoot. Ik moest de stofzuiger goed vasthouden anders was het hele apparaat vanwege de kracht tegen het stopcontact aangekwakt. Ik sprak even kort met de Schepper waarna mijn echtgenote van bovenaf informeerde of het allemaal een beetje wilde lukken. Ik zei niks en rukte het snoer opnieuw uit het geboortekanaal. Daarna legde ik een knoop in zijn navelstreng zodat hij nooit meer terug kon.

Toen ik de kamer binnen wilde "rijden" bleef hij achter de deurpost hangen,  toen ik de stang even wilde neerzetten, viel hij kletterend op de plavuizen, toen ik de stang wilde verwisselen voor een borsteltje, zat hij klem en toen ik uiteindelijk zonder stang onder de opengeschoven vitrage wilde zuigen, zoog hij het complete gordijn naar binnen. Het eruit trekken bleek een volgende hobbel en toen hij was bevrijd en ik wilde opstaan, had hij hem opnieuw te pakken.

Het zweet stond me inmiddels druppeldik op het voorhoofd. Ik keek even schichtig om me heen, trapte toen een stofwolkje onder de bank en zeulde met stang, slang en apparaat naar het laatste opbject: de keuken. Behalve een aanrijding met het wijnrek en een bijna-dood-ervaring vanwege een struikelpartij over snoer en slang, naderde ik het eind van de martelgang.

'Netjes gedaan Bart', hoorde ik mijn echtgenote achter mij. Ik voelde dat er iets ging komen.

'Dat mag je vaker doen.'

Vrouwen zijn voorspelbaar.

Bart

vrijdag 4 oktober 2019

Bert en Truus Jansen: Herfst #1

'Wat doen we met de caravan, Bert?', vroeg Truus.
'Ik denk aan slopen, hoezo?'
'Lieve schat, hij moet naar de stalling. De buren beginnen te mopperen.'
'Wie?', wilde Bert weten. Truus haalde haar schouders op.
'Toch niet toevallig die trut van twee huizen verderop? Die van die hond die op onze oprit heeft gescheten?', vroeg Bert.
'Weet ik niet. Buuf Trees had het er over. Ze had het van iemand gehoord.'
'Ja, ja, Trees heeft het van iemand gehoord. Ze hoorde zeker zichzelf praten.'
'Zo is Trees niet.'
'Leer mij Trees kennen, Truus. Ze zijn allemaal hetzelfde.'
'Onzin Bert. Ze waarschuwde alleen maar want hij mag maximaal 48 uur op de oprit staan. Haar neef werkt bij de gemeente. Ze weet dat.'
'Dat is ook toevallig! Mijn nicht werkt ook bij de gemeente.'
'Welke nicht? Je hebt helemaal geen nicht', lachte Truus.
'En Trees heeft geen neef. Ze heeft zelf met de gemeente gebeld. Om een beetje interessant te doen en ons onder druk te zetten', mopperde Bert.
'Ik zei: zo is Trees niet', herhaalde Truus.
'Het is pure afgunst. Ze kunnen niet uitstaan dat wij zo'n mooie caravan hebben en een half jaar op pad zijn.'

'Morgen Trees', riep Bert wat later tegen de buuf toen hij naar de caravan en zij naar de kliko liep.
'Morgen Bert', riep ze vrolijk. 'Wat glimt die caravan van jullie weer mooi. Ik zei gisteren nog tegen mijn Jan: wat hebben die van Jansen toch een prachtige caravan. Een lust voor het oog. Zonde dat hij binnenkort naar de stalling moet.'
'O, maar dan heb ik goed nieuws!', lachte Bert.
'Goed nieuws?', vroeg ze.
'Ja voor jullie.'
'Hoezo dan?', wilde ze weten.
'Hij mag van de gemeente de hele winter op de oprit blijven staan. Mijn nicht werkt namelijk op het gemeentehuis. Eén telefoontje....' Hij lanceerde een vette knipoog.
'Dat meen je??!!', riep ze en liep rood aan.
'Ja, maar wel onder strikte voorwaarde. Er moet een gekleurde hoes omheen.'
'Een gekleurde hoes?'
'Ja, kleurend bij de buurt. Wat dacht je van schaamrood?'

Bart

zondag 18 augustus 2019

Zakjesrol...

Onlangs werd ik door mijn echtgenote op pad gestuurd. 'Ga jij maar even naar de Appie, boodschapje doen. Dan loop ik onderhand door het huis.'
Ik ken dat: "door het huis lopen" staat gelijk aan stofzuigherrie. Wegwezen dus.
'Moet ik het opschrijven? Of kun je het onthouden. Drie ons boontjes.'
'Zo weinig?'
'Hoezo?', vroeg ze.
'Klinkt zo weinig. Drie ons. Dat zijn tien boontjes per persoon.'
'Zwam niet. En neem een tasje mee.'
Ik vertrok.

'Drie ons boontjes', mompelde ik toen ik bij de boontjesbak was aangeland. Ik trok aan een rol plastic zakjes en probeerde met één hand de navelstreng met een stevige maar vooral korte ruk probeerde los te trekken. 

'Kijk, dat zie je niet vaak: een klant die op zijn knieën boontjes van een betonnen vloer plukt', hoorde ik een stem ver boven mij toen ik het neergestorte rolletje naar mij toe probeerde te trekken. Ik keek en ontdekte een tweetal pumps die een paar welgevormde benen in balans hielden. Ik keek nog iets verder hoog en ontdekte de bron: Een vriendelijk ogende dame die op mij neerkeek.

'Geen boontjes hoor, maar het rolletje plastic. Is ontsnapt.'
'O ja, ik zie een lege houder. Kunt u erbij?' Ik dook opnieuw, keek schuin onder de stelling en kon net bij het uiteinde.
'Nou, ik heb een puntje', riep ik tegen de gespierde kuiten. Ik trok aan het plastic en hengelde een klein metertje zakjes binnen. 

'Kent u dat? Dat het rolletje verder rolt als je eraan trekt?', riep ik en boog nog iets dieper.
'Ja, dat ken ik. Moet ik helpen?'
'Nee hoor, het lukt wel', vond ik en zei het. Ik verzamelde ondertussen nog drie meter.
De pumps tikten weg.

'Kunt u hem nog iets naar u toetrekken?', klonk de stem van dezelfde dame, maar nu van de andere kant van het groentenrek. 'Dan rolt hij wat verder naar mijn kant en kan ik hem pakken.' Ze zat gehurkt bij de winterpeen en keek naar de ontwikkelingen. Ik zag haar vanaf mijn kant.
'Ja hoor, even volhouden nog, dan geef ik nog een flinke laatste ruk', riep ik enthousiast.
'Ja, hij is er bijna, nog een stukje', hoorde ik vanonder het rek. 'Ja, ja, goed zo, jaaaaa, hij kommmmmtttt!!!.'

'Wil het lukken, mevrouw?', vroeg een op het kabaal toegesnelde vakkenvuller.
'Jazeker', riep ze.
'Goh, als u al zo enthousiast bent over onze winterpeen, dan zou ik zeker onze geïmporteerde spaanse zomerpeentjes proberen.'

Bart

dinsdag 30 juli 2019

Broodtrommeltje

‘Wat ben je toch allemaal aan het doen?’, vroeg ik aan mijn echtgenote. Ze stond mopperend aan het aanrecht.
‘Ik probeer dít dekseltje op dát broodtrommeltje te krijgen.’ Ze hield in elke hand een onderdeel.

‘Weet je schat, dat deksel kan er maar op één manier op.’
‘Dat klopt. Alleen op de verkeerde manier.’
‘Onzin. In het bakje zitten nokjes en in het deksel sleufjes.’ Ze keek naar de nokjes. Toen naar de sleufjes. 

‘Kan nooit passen. De nokjes zijn breder dan de sleufjes. Kijk dan.’
‘Ik hoef niet te kijken: het past want in de winkel paste het ook. En aangezien er niets aan is veranderd, past het dus nog steeds.’ Ik wist het zeker. 

'Volgens mij heb ik een verkeerde deksel te pakken.' Ze slaakte een diepe zucht.
'Wat loop je nou te zuchten?', vroeg ik.
'Ik snap het niet. Ik heb hem al drie keer gedraaid.'

'Volgens mij mis je iets van ruimtelijk inzicht. Dat hebben vrouwen vaker. Is niet zo erg hoor.'
'Mis ik inzicht? Ik kan binnen drie minuten Rubik's kubus oplossen. Zou ik dan niet zo'n K-trommeltje van de Hema in elkaar kunnen zetten?'
'Blijkbaar niet’, zei ik. Ze keek me niet leuk aan.

‘Hij kan wel in de hoge stand. Voor als je acht boterhammen wilt opbergen.’
‘Ik neem er maximaal zes mee’, zei ik. ‘Nooit acht.’
‘Maar dat moet wel kunnen zeiden ze. Acht boterhammen.'
‘Wie?’, vroeg ik.
‘Hun van de Hema.’ Ze zuchtte opnieuw.

‘Ik word echt niet goed van je gepruts, schat. Zo moeilijk kan het toch niet zijn?’ 
‘Het past gewoon niet. Klaar.’
'Draai hem eens negentig graden?'
'Heb ik al geprobeerd.'
‘Tjonge jonge jonge. Hoe moeilijk kan het zijn? Geef een aap zo’n trommeltje en binnen een seconde is het gepiept’, lachte ik.

Na dertig seconden prutsen moest ik vaststellen dat hij inderdaad niet paste.

'Nou, je bent dus blijkbaar geen aap', mopperde ze.
'Nee, gelukkig niet', lachte ik zuur. 

Ze keek me hoofdschuddend aan. 'Ik denk meer in de richting van een eigenwijze drol.'

Bart

zondag 21 juli 2019

Duivenpoep

'Volgens mij heeft er een duif op de luifel zitten poepen', merkte Truus op.
'Duiven zitten niet als ze poepen', antwoordde Bert nukkig.
'Je begrijpt toch wat ik bedoel?'
'Je bedoelt dat een duif voorbij vloog, onze luifel zag, omdraaide, terugvloog en toen een strontbom liet vallen?'
'Man, wat doe je toch altijd moeilijk. Het gaat om de rotzooi op het dak. Dat moet eraf.'
'Jajaja, rustig Truus. Mag ik eerst nog mijn koffie opdrinken?'

'En, hoe staat het er nu mee?', vroeg ze na een poosje en nadat hij zijn kopje leeg had. 'Maak je het nog schoon of wat gaan we doen?'
'Tja, daar moet ik eerst over nadenken. Een plan maken. Ik kan er namelijk zo niet bij.'
'Hoezo niet "bij"? Vraag bij de receptie een trapje.'
'Een trapje? Een ladder! Weet je hoe hoog de caravan is?'
'Ja, vijftien meter vijftig. Bert, hou op met die flauwekul en maak dat dak nou maar schoon. Straks gaat het lekken en dan begint het gelazer.'
'Verwachten ze regen vandaag?'
'Nee, het blijft droog. Hoezo?'
'Dan kan het ook niet lekken.'
'Bert, het is chemisch afval en vreet zich door de stof. Als het dan gaat regenen....'
'Dan worden we allemaal nat', vulde Bert aan.
'Waarom doe je nou zo flauw?', wilde ze weten. 'Maak het nou gewoon schoon.'
'Truusje, doe niet zo gestresst.'
'Ik ben helemaal niet gestresst. Ik wil geen lekkend dak.'
'Lieve schat, het dak is van PVC. Al laat een vliegende olifant zijn behoefte vallen, dan gebeurt er nog niets.'
'Bert, ik heb mijn hele leven gekampeerd en geleerd dat vogelstront funest is voor je tent.'
'En van wie heb je dat geleerd dan? Van je vader?'
'Nee, van mijn moeder. Die had een vast motto: Poep op je doek geeft ellende en gevloek.'
'Je moeder is in de tijd blijven hangen, schat. Die leeft nog in het katoenen wigwam-tijdperk.'
'O ja, het ligt natuurlijk weer aan mijn moeder.'
'Ja, en wat dat betreft heb ook ik een motto: Beter een luifel vol kak dan een schoonmoeder onder je dak.'

Bart

zaterdag 8 juni 2019

Kuscultuur...

'Wat is Frankrijk toch een heerlijk land.' Ik vond dat ik het moest zeggen.
'Ja, mee eens schat. Echt geweldig. Maar vanwaar deze blije opwelling?'
'Nou ja, de mensen gaan zo leuk met elkaar om. Veel leuker dan bij ons.'
'Je bedoelt thuis?'
'Ja. Bij ons zeggen ze amper iets tegen elkaar. Hier wordt er gekust. Heerlijk.'
'Nou ja, ik vind het soms wat overdreven hoor', vond ze.
Ik vond van niet. 'Neem nou die leuke dame van hier tegenover. Ik heb even opgelet: ze is vanochtend al zes keer gekust.'
'Dat komt omdat ze er kusbaar uitziet. Het is een prettig uitziende vrouw', stelde ze vast.
'Ik denk dat dát er niks mee te maken heeft. Het is meer een cultuurkwestie.' Ik had er al eens over gelezen.
'Dan ben ik toch meer van de Hollandse bodem. Ik ben er niet zo van', lachte mijn echtgenote.
'Nou, ik wel. Het heeft wel iets.'
'Ach man, hou toch op. Je zou toch niet willen dat ik Jan en alleman kus?'
'Ik zou niet weten waarom niet', zei ik.
'Schat, luister. Neem nou ome Jan. Die man heeft geen tanden, scheert zich amper en stinkt verschrikkelijk uit zijn strot. Hallo die ome Jan, kus, kus. Nou Bart, ik dacht het toch niet.'
'Maar ik kus tante Janny toch ook? Die zit op hetzelfde nest.'
'Lieve schat, tante Janny stinkt niet uit haar strot, scheert zich en heeft al haar tanden nog. Die kus ík ook.'

Ik vond het voorbeeld onjuist en zei het. 'Het gaat niet om het uiterlijk, maar om de affectie die je met iemand hebt.'
'Jaja, ik hoor het je zeggen. De affectie. De genegenheid. Je weet het leuk te brengen.'
'Kijk, ze wordt alwéér gekust', stelde ik vast.
'Nóg meer affectie. Het kan niet op. En kijk ze lachen. Ze geniet volop van de aandacht', lachte mijn echtgenote.
'Puur cultuur schat. Echt fantastisch volk.'
'Ik geloof er allemaal geen jota van. Dit gaat puur om haar uiterlijk. Omdat ze een knap gezichtje heeft. Ze mag er wel een dweil onder leggen.'
'Hoezo?', wilde ik weten.
'Vanwege dat gekwijl van die kussende kerels.'
'Schat, je bent veel te negatief. Zo zit de Franse wereld niet in elkaar.' Ik wist het zeker.
'Dat zal best. Maar ik daag je uit', lachte ze.
'Wat dan?'
'Ik prop eerst twee tenen knoflook en een visstick in haar mooie mond. Mag jij haar daarna kussen.'

Bart

zaterdag 11 mei 2019

Het gelijk.

'Hier rechts moet het ergens zijn', meldde Bert. Hij tuurde vanachter het stuur naar buiten.
'Dat kan ik me niet herinneren schat', merkte Truus op. 'Ik dacht meer aan de linkerkant.'
'Nee hoor, rechts. We kwamen toen aanrijden en sloegen rechtsaf.
'Ja, dat klopt. We zijn rechtsaf geslagen. Maar we kwamen toen van de andere kant het dal binnenrijden.
'Van de andere kant? Dat kan helemaal niet. Waar kwamen we dan vandaan? Uit Spanje?'
'Spanje? Nou haal je de boel helemaal door elkaar. Hoe kom je nou bij Spanje!'
'Jij zegt toch dat we vanaf de andere kant kwamen?'
'Ja, maar toch niet vanuit Spanje? Dat ligt aan de oostkant.'
'Truus, nu wijs je naar het westen.'
'Nee padvinder, dát is het westen en dié kant het oosten', riep Truus met enige stemverheffing.
Bert slaakte een diepe zucht. 'Jullie vrouwen hebben geen gevoel van richting.'
'Moet je horen wat je zegt. "Jullie vrouwen".'
'Ja, dat is toch zo? Wij mannen worden met een kompas geboren.'
'Je bedoelt dat dingetje waar jullie altijd blind achteraan sjouwen?'
'Ik weet het echt zeker, Truus. Die camping is rechts. Kijk, daarachter loopt dat riviertje. Zie je?'
'Bert, dat is niet hét riviertje. "Het riviertje" is breder. Dit is een sloot.'
'Jammer dat de navigatie hier niet werkt. Anders had je het kunnen zien.'
'De navigatie werkt wel, maar je hebt de verkeerde kaart geladen', sneerde ze.
'Kon ik niks aan doen, Truus. De CD zat in het verkeerde doosje.'
'Maar gelukkig heb je je aangeboren kompas. Of zat ie soms ook in de verkeerde doos?'
Bert drukte nu de richtingaanwijzer aan en sloeg links af.
'Waarom gaan we nu dan toch links?', vroeg Truus.
'Gevalletje psychologie.'
'Gevalletje psychologie?'
'Ja, kijk schat, als we nu rechtsaf gaan en het blijkt toch links te moeten zijn, dan moet ik het drie weken lang aanhoren. Echter, mocht ík gelijk hebben en dat het tóch rechts is, dan praat je er niet meer over. Zo heb ik dus in beide gevallen mijn rust...'

Bart

maandag 18 februari 2019

Over niks...

'Die van vijfenveertig liep net voorbij...'
'Ja, èn?', vroeg ze na een korte incubatietijd.
'Wat "èn"?'
'Wat verder? Je zag haar voorbij lopen? Was het dat? Of moet je er nog iets bijzonders over kwijt.'
Ik snapte niet helemaal wat ze wilde en zei het. 'Ik begrijp je niet.'
'Ik jou niet. Je zag haar voorbij lopen en dat meldde je op een voor mij verwachtingwekkende toon. Dus?'
'Niks "dus". Ze kwam voorbij. Ze wandelde vanuit de linkerkant van het raam, via het midden, naar rechts en verdween toen uit zicht. Zeg maar achter het kozijn en muur.' Ik vond het zó simpel.
'Oké', zei ze.
'Ja, dat vond ik ook schat: "Oké".'
Ze keek me aan. 'Zit je me nou te belazeren of hoe zit dat.' Ze stond met haar handen in haar zij tegenover mij en schuurde met haar blik zo ongeveer het behang van de muur. Zo'n typische vrouwenhouding die overigens alleen mannen onder soortgelijke omstandigheden herkennen.
'Waarom zei je dat dan?'
'Wat?', vroeg ik.
'Dat ze langsliep!!'
'Omdat ze niet fietste. Want dan had ik wel...'
Het begon nu gevaarlijk te worden. Ze laadde haar blik door. Letters veranderden in hoofdletters en werden afgevuurd.
'WAT ZWAM JE NOU????!!!!'
'Ik merkte alleen op dat vijfenveertig langsliep. Niets méér en niets minder.'
'Nee, het gaat om de toon waarop. "Die van vijfenveertig liep net voorBIJ....". Je legde de nadruk op de "BIJ", en toen stopte je.'
'Op de "BIJ"? Ik? Ik legde de nadruk op "DIE". Niet op "BIJ", toch?' Ik begon nu zelf behang te schuren.
'Ik word hier zó moe van', zuchtte ze.
'Je doet het jezelf aan.' Ik vond dat echt.
'Jij begint toch dat verhaal over dat mens? JE STOPTE HALF IN JE ZIN.'
'O, wacht, ze komt nu teruggelopen. Ja, ze is weer vol in beeld. Kijk dan!! Grijp je kans!!'
Ze richtte zich op.
'Ik zie niks vreemds. Helemaal niks. Het is gewoon haar van "vijfenveertig" die voorbij loopt.
Ik moest ervan zuchten.
'Waarom moest ik überhaupt kijken? En vanwaar al die ophef?'

'Laat maar...'

Bart

zaterdag 12 januari 2019

Gemak...

'Wat eten we vanavond?', vroeg mijn echtgenote. 'Ik moet boodschappen doen.'
'Je overvalt me. Ik heb er nog niet over nagedacht.'
'Het is zaterdag, iets gemakkelijks?', stelde ze voor.

'Ik snap nooit zo goed waarom het op zaterdag iets "gemakkelijks" moet zijn', vroeg ik mij hardop af.
'Omdat ik ook weekend heb.'
'Je vindt koken toch leuk? Dat zei je nog met kerst tegen je moeder.'
'Ja natuurlijk zei ik dat. Als smoes. Anders had ik haar de hele dag als hulp in de keuken gehad. Ik moet er niet aan denken. Ze heeft van die ouderwetse ideeën.'

'Zoals?' Ik was nieuwsgierig.
'Ze is nog van de generatie dat alles moet worden doodgekookt.'
'Doodgekookt?'
'Ja, groente opzetten en koken. Totdat het mos en mosgaar is.'
'Is ook een methode', zei ik.
'Maar je kookt dan ook de vitamines dood. Dan hebben verse groenten geen zin.'

'Maar ze kookt wel goddelijke ballen.'
'Die kook je niet, schat', zei ze.
'Nee, die braadt je in de juspan.' Ik kon me dat nog van vroeger thuis herinneren.
'Hapjespan. Ik merk dat jij er geen verstand van hebt.'
'Mijn moeder braadde de ballen in de juspan.'
'Hapjespan.'
'Juspan.' Ik hield vol. 'Vroeger had je geen hapjespan.'

'Mama doet er teveel paneermeel in. Is niet zo lekker.'
'Ze zijn heerlijk', herhaalde ik. Mijn mond lekte.
'Je kwijlt.'

'Dat is water. Dat heb ik als ik aan die ballen denk.'
'Nu weet ik nóg niet wat we vanavond eten.'
'Je zei iets gemakkelijks', hielp ik haar herinneren.
'Ja, maar iets gemakkelijks wat jij ook lust.'
'Andijvie met een balletje?'

'Lieve schat, dan sta ik nóg een uur in de keuken. Heb ik geen zin in.'
'Ik wil je best helpen, hoor. Doen we het samen. Voor jouw gemak.' Ik keek haar aan.
'Waarom kijk je mij nu aan?', vroeg ze. 

'Je vergeet te zeggen dat je koken leuk vindt.'

Bart