Tuinmeubels
Ik kon het niet helemaal plaatsen en zei het.
‘Ik kan je verhaal niet snappen. Ik sta blijkbaar nog niet goed aan. Wie zijn Ans, Jenny en wie is Sjon?’, vroeg ik.
‘Ook goedemorgen. Ans woont begin van de straat. Ze rijdt op zo’n elektrische scooter. En die Henny en Sjon zijn dat stel van de feestjes. Waar jij vanwege de herrie om klaagt.’
‘Oké, en die Ans verkoopt tuinmeubels?’
‘Nee, Henny en Sjon. Ans vertelde het mij. Vandaar.’
‘En hoe weet die Ans dat dan?’
‘Van Henny.’
‘En wat was de rol van Sjon? Die komt ook in je verhaal voor.’
‘Sjon is de man van Henny. Dat leg ik net uit, Bart. Gaat beetje moeizaam vandaag, hè?’
‘Maar wat is nu de bedoeling?’, wilde ik weten.
‘Volgens Ans is het een mooi setje. Zo goed als nieuw.’
‘En waarom koopt Ans die dan zelf niet?’
‘Omdat ze al een oogje op een andere set heeft.’
‘Welke dan? Ook hier in de buurt?’
‘Ja, klopt. Ook in de buurt.’
‘En waarom kopen wij die dan niet? Die Ans op het oog heeft’, wilde ik weten.
‘Omdat we er niks mee opschieten.’
‘Hoe weet jij dat dan? Zei die Henny dat?’
‘Nee, ikzelf.’
‘En mag ik daar ook wat van vinden?’, vroeg ik.
‘Jazeker mag dat. Kijk maar in de tuin.’
Bart