Een toespraak
‘O, ik probeer wat op papier te zetten’, bromde ik terwijl ik mijn nek brak over de spelling. D, T of DT.
‘Wat dan?’
‘Niks bijzonders. Ga maar gewoon door met je ding’, adviseerde ik.
‘Ding? Hoe bedoel je dat?’ Ik moest ervan zuchten.
‘Ik bedoel dat je me even mijn ding moet laten doen.’
‘Wat heb jij toch met “dingen” vanochtend?’
‘Truus, ik ben bezig. Laat me nou.’
‘Ik vraag gewoon wat je aan het doen bent. Is toch niet moeilijk een antwoord te geven?’
‘Oké, zeur, ik ben een toespraak aan het schrijven voor het kerstdiner.’
‘Een toespraak? Voor het kerstdiner?’
‘Ja, leuk toch? Of vind je het niet leuk?’
‘Ligt eraan waarover het gaat. Gaat het ook over mij?’, vroeg ze.
‘Ja natuurlijk gaat het ook over jou.’
‘En waarover dan?’, zeurde ze door.
Ik zuchtte opnieuw.
‘Kan ik nog niet precies zeggen. Ik moet het stukje over “nieuwsgierigheid” nu weer helemaal opnieuw schrijven.’
Bart
Geen opmerkingen:
Een reactie posten