'Kijk eens Bart, ik heb nog een appeltje voor je.' Truus plaatste een schoteltje met daarop een appel voor mijn neus op tafel.
'Lief van je, schat. Maar wat is nu de bedoeling?'
'Wat denk je?'
'Ja, opeten. Maar hoe? Ik kan hem met mijn gebit niet afhappen.'
'Heb je geen mesje meegenomen?'
'Is de lijmpot leeg?', vroeg ze vrolijk.
'Gebruik ik al een tijdje niet meer.'
'Waarom niet? Dat werkte toch goed? Toen kon je wel een appeltje afhappen.'
'Mijn tong plakte ook. Was niet fijn.'
'Tja, dan moet je hem maar schillen.'
'Kan niet schillen', riep ik wijzend op mijn duim die ik vorige week had bezeerd en nog ingepakt zat.
'O ja, dat hadden we ook nog', hoorde ik haar mompelen.
'Ja, dankzij jouw fijne kaasschaaf, weet je nog? Vel eraf. Is nog steeds niet genezen.'
'Conclusie: ik moet hem schillen', zuchtte ze.
'Ja, als je dat wilt doen?'
'Het is ook altijd wat met jou', mopperde ze terwijl ze naar de keuken liep.
'Snij hem maar in schijfjes.'
'Verder nog iets?', hoorde ik een met irritatie gevuld stemgeluid.
'Ja, jas er ook even de appelboor doorheen. Anders schieten de pitten onder mijn ondergebit.'
Even later lag er een ongeschilde appel met tube kleefpasta voor mijn neus.
'Wat nu?', vroeg ik nijdig.
'Gebit vastplakken en spuit ook een klodder op je tong. Ben ik even helemaal aan toe.'
Bart
Geen opmerkingen:
Een reactie posten