‘Bij je moeder bedoel je? Waarom is dat?’ Ik had daar helemaal geen zin in.
‘Ze eet worteltjes uit eigen tuin.’
‘En nu moet ik het proefkonijn uithangen?’
‘Worteltjes met purée en een lapje.’
‘Lapje? Wat moet ik mij daar bij voorstellen?’
‘Braadlap denk ik.’
‘Dus taai. Ik kan beter mijn fietszadel opeten.’
‘Slaat nergens op, Bart.’
‘Jawel, fietszadel bevindt zich in de schuur. Kan ik thuis blijven.’
‘We eten om vijf uur, dus geen gedoe vóór die tijd.’
‘Hoe bedoel je? Moet ik de hele dag op de stoel blijven zitten?’
‘Je begrijpt wel wat ik bedoel.’
‘Nee’, zei ik.
‘Dat je om drie uur besluit om aan je motorfiets te gaan sleutelen en je dan om half vijf binnenstormt met je handen onder het zwarte vet.’
‘Ik gebruik geen zwart vet.’
‘En Bart, was het lekker?’, vroeg schoonmoeder. Ze tilde het deksel van de woteltjespan op en keek erin. ‘Kijk, alles schoon op. Ik hoef niks weg te gooien.’
‘Ja hoor heerlijk, maar veel te veel.’
‘En wat vond je van het hamlapje?’
Ik kreeg een schop tegen mijn schenen.
‘Geweldig. En zo lekker mals!’, bepte ik.
‘Maar de volgende keer mag je wel wat minder koken Mam. Het was echt teveel’, vond Truus.
‘Ja, ik twijfelde ook al. Volgende keer kook ik de helft. Dan gaat het ook wel op.’
Bart
Geen opmerkingen:
Een reactie posten